Source:
Het gulden cabinet vande edel vry schilder const, pages 160 and 161, by Cornelis de Bie, 1662; original at the Getty Research Institute
Above: David Beck, painting a likely now lost portrait of Kristina.
Above: Cornelis de Bie.
The poem:
DAVID BECK
Schilder van Delft.
SOo veel vermach PICTVR' door onghemeyne trecken
Die sy met d'eel pinceel weet claerelijck t'ontdecken,
Dat sy al menichmael een man'lijck hert beroert
Wanneer sijn oogh maer eens op haere Const en loert,
Wanneer de Aerdicheyt van wel ghestelde leden
In wesen en ghedaent vol ghemanierde seden
(Besonder in een vrouw) bethoont wordt op Schildry
Daer dickwils neven staet het leven als Copy:
Soo schijnt dat jemandt voelt Cupidos minne straelen
Soo diep doet u t'ghesicht den lust in't herte daelen
Ghelijck als DAVID BECK heeft met pinceel ghedaen
Waer van den Roem noyt sal verslijten oft vergaen.
Daer sietmen een Pourtret vol Meesterlijcke douwen
'T geen wel een Keysers oogh mach om sijn Const aenschouwen
'T geen wel mach sijn ghesien door al den cloecken aert
Die ons den gheest van BECK daer in veropenbaert.
Een wesen heel volmaeckt, ghemarbert met twee bloosen
Jae op-ghepronckt ghelijck ghefermilioende roosen,
Daer op de borstjens naeckt soo menich croltjen swiert
En daer t'heel lichaem is op t'schoonsten op gheciert,
Vol bagghen oft ghesteent en d'alderfijnste perels
Ghelijck een VENVS oft een Afgoddin des werels
Daer t'leven maer ontbreckt soo gheestich weet t'pinceel
Van BECK, naturas cracht te brenghen op't tonneel.
Dit wist CHRISTINA wel, de Coningin van Sweden
Die soo wert in't ghemoet van DAVIDTS Const betreden
Dat sy hem in haer Hof heeft minnelijck versocht
En hem tot groote eer en hooghen naem gebrocht.
Om dat sijn rijp verstant des' Const wist uyt te vueren
Soo dat sijn weerde Faem sal eeuwichlijcken dueren
En nimmermeer vergaen schoon t'lijf in d'aerde leyt
Sijn werck verbonden blijft aen de onsterfflijckheyt.
With modernised spelling:
David Beck.
Schilder van Delft.
Zoveel vermaak pictuur door ongemeine trekken
Die zij met d'eel penseel weet klarelijk t'ontdekken,
Dat zij al menigmaal een manlijk hert beroert
Wanneer zijn oog maar eens op hare konst en loert,
Wanneer de aardigheid van wel gestelde leden
In wezen en gedaant vol gemanierde zeden
(Besonder in een vrouw) betoont wordt op schild'rij
Daar dikwijls neven staat het leven als kopie;
Zo schijnt dat iemand voelt Cupidos minne stralen
Zo diep doet u 't gezicht den lust in 't herte dalen
Gelijk als David Beck heeft met penseel gedaan
Waarvan den roem nooit zal verslijten oft vergaan.
Daar ziet men een portret vol meesterlijke douwen
'Tgeen wel een keizers oog maak om zijn konst aanschouwen
'Tgeen wel maak zijn gezien door al den kloeken aart
Die ons den geest van Beck daar in veropenbaart.
Een wezen heel volmaakt, gemarbeerd met twee blozen
Ja, opgepronkt gelijk gevermiljoende rozen,
Daarop de borstjens naakt zo menig kroltjen zwiert
En daar 't heel lichaam is op 't schoonsten op gesiert,
Vol baggen oft gesteend en d'allerfijnste perels
Gelijk een Venus oft een afgodin des werelds
Daar 't leven maar ontbreekt zo geestig weet 't penseel
Van Beck, naturas kracht te brengen op 't toneel.
Dit wist Christina wel, de koningin van Zweden
Die so wert in 't gemoet van Davids konst betreden
Dat zij hem in haar hof heeft minnelijk verzocht
En hem tot grote eer en hogen naam gebracht.
Omdat zijn rijp verstand des konst wist uit te voeren
Zodat zijn weerde faam zal eeuwiglijken duren
En nimmer meer vergaan schoon 't lijf in d'aarde leidt
Zijn werk verbonden blijft aan de onsterflijkheid.


No comments:
Post a Comment